Column: waarom tennissers een verloren wedstrijd gebruiken als sociale dekking

‘Wat heb je gemaakt?’
‘Verloren, maar hij speelt ook iedere week een toernooi, hè!’
Ook veel gehoord: ‘Zijn speelsterkte is veel hoger dan die van mij, maar ik kon wel lekker mee. Het was een lekkere pot.’
Deze is ook mooi: ‘Ja, hij speelde vroeger hoofdklasse, dus geen schande dat ik verloren heb.’

Ga deze zomer op een willekeurig terras zitten bij een tennisvereniging waar een toernooi plaatsvindt en dit soort analyses – of beter gezegd: excuses – vliegen je om de oren.

Hoofdschuddend

Tijdens de voorjaarscompetitie die ik speelde, was het ook weer raak. Maar dan in de omgekeerde variant. Een van mijn tegenstanders – op papier veel beter; ik verloor dan ook met 6-1, 6-3 (ik heb de laatste twee jaar ongeveer alles verloren, maar dat is een ander verhaal) – klaagde na afloop vooral over zijn aanpassing aan gravel en het grote aantal onnodige fouten. Ook zijn vader, die de wedstrijd met hoofdschuddende bewegingen vanuit de kantine volgde, liet in woord en gebaar blijken dat zijn zoon mij eigenlijk geen game had hoeven geven.

Het toppunt was een speler die, op flinke achterstand in de singel, plotseling de hand van mijn teamgenoot schudde en opgaf. Van een blessure was geen sprake. Een reden gaf hij niet. Een uurtje later stond hij probleemloos te dubbelen. Maar op deze manier kon hij in elk geval aan zijn omgeving verkopen dat hij niet verloren had, maar had opgegeven. Dan kun je immers altijd nog zeggen dat je een blessure had of “even niet lekker zat”. Zo blijft je faam intact.

Maar hoe komt het toch dat wij tennissers met al dit soort analyses komen na de wedstrijd?  Hoe komt het dat we na een overwinning vooral benadrukken hoe slecht we gespeeld hebben (‘gewonnen, maar ik speelde zó slecht’)? En, waarom hebben we over ‘een lekkere pot’ als we verliezen van een tegenstander die op papier beter is?

Je zou denken dat sport draait om winnen. En tennis al helemaal. Game, set, match. Geen jury, geen subjectieve beoordeling, geen ruimte voor discussie. Toch blijkt de werkelijkheid een stuk complexer.

Credits: Red Bull.

Verwachtingstheorie

Dat heeft alles te maken met de zogeheten verwachtingstheorie, ooit ontwikkeld door Nobelprijswinnaars Kahneman en Tversky. Hun theorie stelt dat we winst of verlies niet objectief ervaren, maar relatief – ten opzichte van onze verwachtingen. Als je dus nipt verliest van iemand die op papier beter is, zie je dat mensen tevreden aan het bier zitten en tegen iedereen roepen: “Ik zat dichtbij, maar hij was net te sterk.” Daar impliceer je dus ook mee dat je ongeveer op hetzelfde niveau zit en dat stiekem ook wel cool vindt.

Veel tennissers gebruiken de kwaliteit van hun tegenstander dus als sociale dekking voor hun prestaties. Het verlies wordt dan geen nederlaag, maar een badge of honor: kijk eens tegen wie ik het moest opnemen.

Er speelt nóg iets mee: de self-presentation theory. Die stelt dat we – zeker in het bijzijn van teamgenoten, toeschouwers of familie – een positief beeld van onszelf willen neerzetten. Dus als je zegt dat jouw tegenstander ‘wel iedere week een toernooi speelt’, zeg je eigenlijk: “Hij traint meer dan ik, maar qua niveau zit ik er dicht tegenaan.” Met andere woorden: als jij net zoveel zou trainen als jouw tegenstander – die je eigenlijk maar een uitslover vindt – haal je hetzelfde niveau.

Waardeloos

Het omgekeerde vind ik eigenlijk nog treuriger. Die types – ik ken ze genoeg – die na een gewonnen wedstrijd uitgebreid verkondigen hoe slecht ze speelden. Dat kun je best zeggen (als je eenmaal thuis bent), maar als je dat doet waar je tegenstander bij staat, wordt het wel heel pijnlijk. Want je impliceert eigenlijk: “Ik speelde beroerd en won tóch van jou. Dus jij bent écht waardeloos.” Subtieler kun je iemand bijna niet kleineren.

Het gebeurt overigens niet alleen op amateurniveau. Ik herinner me Mattia Belluci, de Italiaan die dit jaar in Rotterdam de halve finale haalde van het ABN AMRO Open. Na zijn overwinning in de eerste ronde op 17-jarige Mees Röttgering, die in eigen land debuteerde op de ATP Tour, zei hij in het on court interview dat deze wedstrijd by far zijn slechtste pot was van het toernooi (Belluci moest ook kwalificatie spelen, red.). Ik vond het ongepast en onhandig bovendien. Zeker als een speler uit het land komt waar het toernooi georganiseerd wordt, zou ik me iets bescheidener opstellen.

Geprogrammeerd

Maar ach. Ik neem het niemand kwalijk. We zijn en blijven sociale wezens. Al die opmerkingen op het terras, in de kantine of in een persconferentie zijn eigenlijk heel goed te begrijpen. Ons brein is nu eenmaal zo geprogrammeerd dat we onze prestaties voortdurend willen framen, verdedigen of oppoetsen.

En als ik straks weer het onderspit delf van een betere tegenstander? Dan zeg ik natuurlijk: “Hij speelt ook élke week een toernooi, hè.” Je weet nu waarom.

Lees ook: Column: Kom op, tennis! – Tennisnieuws.nl

Robert Hesen

Robert Hesen schrijft artikelen voor tennisnieuws.nl. Hij is sportjournalist en tennisleraar (A- en B-licentie) en studeerde sportkunde en communicatiewetenschap.

Meer van auteur

Nieuw op Tennisnieuws.nl: de actuele tennisranking

Van Rijthoven kondigt tennispensioen aan: ‘Had het graag anders gezien’

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *